‘Dit zijn je nieuwe Rioolvriendjes, Peter. Je moet voortaan met ze spelen.’

Peter, gekleed in zijn gebruikelijke bevuilde witte hemd, staarde depressief voor zich uit. Hij zette de fles wodka aan zijn lippen en dronk, het vocht droop grotendeels langs zijn ongeschoren kin.

‘Rot op’ antwoordde hij, waarna hij boerde.

De Rioolvrienden stonden ongeduldig te wachten op de gang; ze verdrongen elkaar om naar Peter te kijken, maar werden tegengehouden door Ria, de verpleegster.

‘Wanneer mogen we met hem spelen? Toe nou! We willen met hem spelen!’

Ze waren geschminkt in felle kleuren en gekleed in vrolijke pakjes, zwaarlijvig, lelijk, scheel. Met moeite probeerden ze te huppelen, maar het was duidelijk dat hun vadsige, in maillot gestoken, met spataderen bedekte benen dat nauwelijks toelieten. Daarnaast verspreidden ze een penetrante putlucht, het waren niet voor niets Rioolvriendjes.

Ria keek boos naar Peter. Wat had je nou aan zo’n man, die niet eens wilde spelen met zijn allerleukste maatjes, speciaal voor hem uitgekozen?

Met geweld schoof Peter zijn stoel naar achter, de poten schraapten over de vloer, zijn lichaam zwalkte.

‘Ik heb genoeg van ze!’ brieste hij, terwijl hij naar Ria stormde.

Peter hief zijn vinger op. De Rioolvriendjes deinsden achteruit.

‘Gisteren waren het de Regenboogvriendjes. Eergisteren de Dierenvriendjes. Maar het zijn telkens dezelfde walgelijke figuren, het zijn geen vriendjes! Ze zijn pervers! Ze zijn smerig! Ze betasten me, die gore, smerige klootzakken!’

Ria’s glimlach was getransformeerd in een kwaadaardige grijns.

‘Al vier maanden houden jullie me hier in dit stinkende hol, het enige wat ik krijg is drank, naalden en bezoek van die…’

-hij boog zich langs Ria en wees woest naar de Vriendjes-

‘…misselijke duivelskinderen! Kijk nou, het zijn niet eens kinderen, het zijn… het zijn…’

Peters woede sloeg om in paniek, verdriet, waanzin. Hij tilde zijn hoofd naar het kale plafond, probeerde houvast te vinden, trilde. Manisch begon hij te fluisteren:

‘Kindertijd… kindertijd… het is dagelijks feest met de Vriendjes’

Speeksel vloeide over zijn kin, zijn ogen rolden weg. Spastisch trillend stortte hij neer.

De Rioolvriendjes stormden eindelijk langs Ria, blij joelend:

‘Jaaaa, speeltijd!’

Deze keer speelden ze ruiger dan normaal. Het enige wat men van Peter terugvond was zijn linker oog.