Peter had een cabine in zijn tuin, de ‘sauna’ zoals men deze zo liefkozend noemde.
‘Stap maar in de Sauna! En kom hier met dat handdoekje, die heb je zo toch niet nodig’ riep hij tegen zijn gasten.
‘Wat heerlijk, een sauna in je tuin! Echt even lekker genieten!’
De gast stapte erin, Peter vergrendelde de deur en activeerde de sauna met een dramatische druk op de rode knop.
Al snel klonk er hysterisch gekrijs en gebonk uit de machine, stegen er kleine rooksliertjes tussen de kieren en begon de hele buurt naar geroosterd vlees te ruiken. De geur drong door tot alle appartementen in de wijde omtrek; al snel kwam iedereen op visite om te komen eten bij Peter.
Met vettige, glimmende mond schoven ze met saus, schalen vlees en bakjes groenten. Evert, de vrolijke bakker, at het meest van allemaal.
‘Ik ben zo lang veganistisch geweest, maar man, die geur! Ik kon het niet houden. Wat is dit voor goddelijk vlees? Je bent een topper, Peter!’
‘Ik wil hier iedere dag komen eten lieverd’ voegde Rowena met een vette knipoog toe.
‘Wat doe je na de barbecue?’
Na het salvo van complimenten lachte Peter zijn gasten toe, hief zijn glas en toastte.
‘Op de buurt! Op jullie!’
Men klonk de glazen en dronk, onwetend.
Dat was het moment waar hij op had gewacht. Twee lilliputters reden een TV naar de tafel toe, bogen hoffelijk voor Peter en zetten de TV aan.
In een documentaire zagen ze hoe Peter de sauna bouwde, hoe hij zijn eerste gasten uitnodigde en zijn vlees bereidde.
De film was nog geen minuut aan het spelen of de gasten beseften dat er iets helemaal mis was.
Pas toen ze zagen ze hoe een vrouw in de sauna werd geladen, wisten ze het zeker:
Wat ze op dit moment aten, was mensenvlees.
Peter keek zijn gasten met een waanzinnige grijns aan en knipte de tv uit. ‘Lekker vlees he?’ zei hij. Kwijl kwam uit zijn mondhoeken stromen. Nog meer lilliputters kwamen de tuin in rennen en grepen de gasten vast.
‘Jullie mogen ook in de sauna!’
Paniek maakte zich meester van iedereen, er werd geworsteld – maar de lilliputters waren te sterk.
’In de sauna! In de sauna!’ krijste Peter van plezier. Onder het luid geschreeuw van de buurtbewoners die in de sauna werden geduwd begon hij happen te nemen uit een blauw waterijsje.
‘Kijk, mijn tong is helemaal blauw!’
Er gebeurde echter iets dat Peter niet had verwacht: hij werd zelf ook gegrepen door de wispelturige lilliputters, en hij werd in zijn eigen sauna geduwd. Grote zwarte rookwolken verspreidden zich over de hele wijk.
Zo eindigde Peter de Gastvrije en kwam zijn huis bekend te staan als ‘dat ene huis met die dwergen, waar mensenvlees geroosterd, dubbel geflambeerd.’
Het verhaal van de lilliputters en de sauna zou zich uiteindelijk ontwikkelen tot een sprookje dat aan kinderen werd verteld als waarschuwing: ‘Betreed nimmer een sauna, mijn kind, want jouw vlees is sappig en de hongerigen zijn immer vervuld van snode listigheid!’