Introductie
“U heeft een afspraak met uw nieuwe internist, mevrouw Bondanus, met dokter Pascernal. Woensdag om twee uur. Melden aan de balie. De dokter verzoekt of u wellicht, als het zou kunnen, uw geboortecertificaat kunt meenemen. Het is enorm belangrijk, niet vergeten.”
Truda Bondanus begon gelijk te stressen en haar kinderen uit te schelden. Dit deed ze altijd als ze gestresst was. Ze sneed een prei doormidden, verhitte een pan boven het vuur en liet de halve prei aanbraden. Zodra deze zwart was deed ze er knolraap en kaas op.
“Koters! Klaas en Jan! Verdomme! Eten! Nu!”
Ze slaakte debiele kreten door het hele huis en begon met pannen te slaan en met bakstenen te gooien. Op de grond zette ze twee voederbakken neer, waar ze de hele zwartgeblakerde bende uit de pan in flikkerde. Het verzengend hete vet spetterde rond. Klaas en Jan kwamen aangerend, gingen op handen en voeten zitten en begonnen de bakken leeg te vreten, terwijl Truda een nog bevroren diepvriespizza opat. Haar derde tand brak die avond.
Twee valse, plukkerige vechthonden kwamen aangerend en Klaas en Jan vluchtten, omdat ze al drie keer rabies hadden gehad en hun lichamen al vol stonden met verschrikkelijke littekens. De honden begonnen nu de resten op te vreten, kokhalzend en grommend.
Truda controleerde of haar kroost inderdaad in hun kooi was gekropen – een martelwerktuig dat haar vader ooit voor haarzelf bedacht had. Ze zaten inderdaad braaf op hun plek en wachtten vol angst op de komst van het Vreselijk Mechanisme – iets dat ik u, de lezer, graag zal besparen.
Nacht
Het was inmiddels twee uur ‘s nachts en Truda veegde de resten whiskey van haar mond weg. Naast haar op de bank lag Gerrit, haar man, te slapen met de heroïnespuit nog in zijn arm. Truda lachte om iets wat ze op de tv zag, die enkel ruis vertoonde. Haar mobiele telefoon ging.
“Ja hoi hallo Truda hier?”
Een hijgende man. Alweer. Het gehijg ging langzaam over in gelach.
“Hiep hoi, ik ben pie pa Pascernal, dokter Pascernal, ik eet lever en ik spuug gal”
Er werd opgehangen en Truda zag uit het raam hoe de overbuurman zichzelf aan een lantaarnpaal ophing.
“Toeval!” schreeuwde ze veel te hard. Boven knarsten de kooien, de honden werden grommend wakker en begonnen te vechten. Lichten sprongen aan, clowns begonnen te pokeren op stoffige zolders en baby’s begonnen te huilen. De Buurt was wakker.
Niemand zou slapen tot de Burgerwacht was gekomen in gepantserde voertuigen en helikopters, uitgerust met gasmaskers en gasflessen om iedereen weer te kalmeren.
Dokterbezoek
Het was Woensdag en Truda ging naar een goochelaar, omdat ze haar geboortecertificaat te voorschijn wilde toveren. Tot haar stomme verbazing lukte het hem. Ze bedankte de man met een venijnige messteek tussen zijn ribben.
“Ik kom eraan dokter!” schreeuwde ze, tegen een loempiaverkoper. Deze glimlachte terug en ontving ook een messteek. Truda stapte eindelijk in haar geliefde donkergele Fiat Multipla en vertrok. Haar kinderen zaten braaf en gemuilkorfd achterin.
De weg naar het ziekenhuis was lang en gevaarlijk, door bossen en langs brandstapels. Overal stonden reclameborden voor twijfelachtige geneesmiddelen en kwakzalvers: Temoflex Cura, Berendjong Appelwaert en Hipofystus Corchondria. Zijzelf nam elke dag drie keer een dosis Hypochonder Semper 1000mg, een medicijn dat was voorgeschreven om boosaardige taartverkopers op afstand te houden. Sinds ze het slikte droomde ze louter over kunstledematen en Duitse sekstoeristen met een ongezonde huid, kaki kleren en overgewicht.
Daar zag ze het al; het Ziekenhuis. Vervaardigd uit kwaadaardig glimmende zwarte steen, smeedijzeren tralies voor de ramen en hoge plafonds, verlicht door gotische kroonluchters met druppelende kaarsen. De directeur, Gregorius Hiëronymus Carnafex – in de volksmond ook wel fluisterend “Gregory Carr” genaamd, had een dubbele persoonlijkheidsstoornis en leidde een dubbelleven. Overdag was hij ziekenhuisdirecteur gekleed in zwart, ‘s nachts was hij party-DJ in feestcafé “De Bolle Uit Terneuzen”. Iedereen wist dit, behalve hijzelf, regelmatig vroeg hij zich af waarom hij ’s ochtends altijd zo moe was.
Niemand in de stad durfde dit ziekenhuis te betreden, omdat 50% van de bezoekers nooit meer naar buiten kwam. Boze tongen beweerden dat de patiënten, die net uit een ambulance kwamen, nog levend en wel in een kist werden gestopt en begraven. Toch ging iedereen wel een keer naar binnen, omdat de stad werd geteisterd door vreemde ziektes.
Truda betrad de galmende hallen van het ziekenhuis. Patiënten in dunne witte pyjama’s schuifelden rond met infuus aan de hand, grote dikke dokters waggelden arrogant rond met notitieboek en keken iedereen vragend aan, een cliniclown vouwde droevig ballonnen. Truda Bondanus meldde zich bij de receptie en keek verwachtingsvol naar de mevrouw achter de balie. Zo, dat was een lelijke baliemevrouw! Het tintelende gevoel in haar baarmoederhals sprak boekdelen. Geverfd haar, mollig, twee ringen aan elke vinger, een horloge dat te strak en te klein was, wanstaltige armbanden en veertien oorbellen aan elk oor. Alsof iedere patiënt haar gebruikte als tijdelijke opslagplaats voor hun meest smakeloze en lelijke sieraden.
Truda bedacht opeens dat ze zelf ook een baliemevrouw was en er bijna exact hetzelfde uitzag. Toen merkte ze dat ze voor een spiegel stond.
“Mevrouw Bondanus… Hier! Truda Bondanus… Truda… Hierkomen!”
Ze zette twee stappen naar rechts en stond nu wel voor de balie. Achter de balie zat een prachtig meisje met een paardenstaart, sproetjes en een welgevormd figuur. Ze dacht gelijk aan alle mannen die ze kwijt was geraakt aan dit soort types, de slopende hysterische ruzies die ze altijd uitlokte met zulke vrouwen, de onzekerheid en twijfel die haar ‘s nachts deden huilen op de badkamervloer. Het meisje glimlachte.
“Dokter Pascernal komt eraan, neemt u plaats.”
In de wachtruimte zaten allemaal jonge kerels die steeds naar het baliemeisje gluurden, hun hand onopvallend in de onderbroek. Truda werd straal genegeerd.
Ze frutselde aan haar ringen, aan haar haar, deed haar kleren recht – alles om op te vallen tussen aantrekkelijke jonge mannen om haar heen. Twee van deze heren merkten haar geïrriteerd op en fluisterden: “wat een vieze stank verspreidt dit walgelijk wijf, gadverdamme”
Een van hen richtte zich nu direct tot haar.
“Zeg, kan je even oprotten joh, je zit precies voor Emma, dat baliemeisje.”
Dokter Pascernal kwam precies op dat moment Truda ophalen en de wachtkamer ontaardde in roekeloos gemasturbeer. Emma keek lachend toe en koos de ejaculatiewinnaar, die mee naar huis mocht.
De Dokter
Dokter Pascernal had een zwarte geitensik, een hoornen bril en een permanente glimlach. In zijn ogen glom het licht van waanzin.
“Zo, Truda, zijn we daar dan eindelijk”
Truda zat angstig tegenover hem, vastgebonden aan haar stoel. Ze wilde haar mond open doen.
“IK ben aan het woord, godverdomme!”
Na deze sneer keek dokter Pascernal gelijk weer vriendelijk.
“Ik ben je nieuwe internist. Ik ga letten op je gezondheid. Ik wil dat je gezond bent. Gezond. Enorm gezond. Jaaaa. En weet je hoe we dat gaan doen?”
Truda schudde haar hoofd.
“Nee dat weet je niet he? Want IK ben hier de dokter, IK heb meer dan tien jaar gestudeerd en twintig jaar ervaring als Endopractoloog, een woord zo moeilijk dat jij niet weet wat het is en mijn collega’s ook niet, omdat ze mij niet begrijpen – ze snappen niet wat ik doe omdat ik een Opperdokter ben. Ik ben slim, machtig en uitvoerend, vervoerend en ontvoerend. Ik sta hoog op de nominatielijst voor de Nobelprijs – ik ben oprichter van de Internationale Endopractologische Bond, en tevens enig lid, want er zijn op deze planeet nog geen dokters die mijn niveau bereikt hebben! Nee! Zeg daar maar eens wat tegen! Aaaaaaaa!”
Pascernal hijgde na van het schreeuwen. Daarna opende hij zonder zijn glimmende ogen van Truda te halen een bureaulade en haalde er een doosje uit. Er zat een groene muis in met drie ogen en twee staarten.
“Dit is Sopje, mijn nieuwste experiment. Door endopractologische inzichten heb ik een normale muis veranderd in dit resultaat, en alle dokters in dit ziekenhuis konden er niet tegen.”
Hij liet de muis los bij de ingang van een stalen pijp die naar de muur liep. De muis rende de buis in en tien seconden later hoorden ze allebei galmend gekrijs uit de buis komen.
Pascernal keek Truda vol plezier aan, ondanks het gekrijs, en fluisterde: “Hiernaast zit de Peterkamer, niet doorvertellen!”
Het gekrijs stomde weg na enkele doffe dreunen. Truda was bleek weggetrokken. Het muisje kwam de buis weer uit – ongedeerd. Pascernal gaf de muis een kusje en deed hem terug in het doosje.
“Nu dan Truda, ik ga medische experimenten op je uitoefenen. Kom mee naar de kamer hiernaast graag, en geniet onder andere van mijn Rode Thee”
Truda voelde zich langzaam misselijk worden, terwijl Pascernal haar naar de kamer leidde. Deze was aardedonker. Ze hoorde het gekraai en gekrijs van vogels, galmend in de duisternis.
“Waar is de rode thee?” vroeg Truda.
“Schoenen uit!” beval Pascernal. “De thee krijg je alleen als je het overle… als je meewerkt”
Truda gehoorzaamde en liep nu op blote voeten de kamer in. Ze voelde hoe ze tot haar enkels wegzakte in de uitwerpselen, maden, wormen en slangen. Pascernal volgde haar niet, maar stond van een afstandje toe te kijken met zijn typische waanzinnige glimlach. Hij mompelde op een goedkeurende toon in zichzelf en stak een sigaret op.
Truda keek hem vragend aan.
De deur gleed automatisch dicht, Pascarnal verdween uit het zicht en de kamer wentelde, lampen sprongen aan en de vogels raakten in totale paniek, fladderden bezeten rond en begonnen met de reptielen te vechten. Slangen wikkelden zich rondom Truda’s enkels. Speakers dreunden Sumerische verzen, een schacht werd geopend en Truda gleed door een tunnel naar beneden, glibberig door de schijt, tot ze in een bak met kronkelende slijmprikken viel. De wereld was zwart. Angst en slijmprikken waren het enige wat nog bestond. En dit alles werd, zoals altijd, opgenomen met camera’s voor het vermaak in de wachtkamers.
Intermezzo
Ergens anders in het gekke landje werkte een andere dokter, Dr. Vaas. Hij had een emotionele bespreking met een patiënt.
“Luister nou eens effe naar mij. Ken je me zien?”
De vrouw keek hem doodsbang aan.
“Haha grapje, zo praat ik niet. Nou, waar hadden we het ook alweer over?”
“De diagnose, u zou vertellen…”
Ze begon te huilen.
“Jaaaaja, de diagnose zeker. Probeert u me voor de gek te houden met die show van u.”
Hij rolde rustig een krant op en begon hiermee zachtjes op de schouder van de vrouw te tikken.
“Wat doet u?”
“Sssst! Ze mogen je niet horen”
“Wie niet?”
De dokter zweeg en bleef tikjes geven, steeds harder, tot hij opeens een mep in haar gezicht gaf. Haar wang werd rood.
“Nooit meer liegen he?” zei de dokter hijgend.
“Neeeee, dat is niet netjes. Liegen is voor stoute mensen. Stoute mensen die verwijs ik door naar mijn collega, en dan kunnen ze nooit meer stout zijn.”
De vrouw huilde zachtjes, de dokter pakte een grote croissant en at deze triomfantelijk op, alsof hij hem echt verdiend had.
Hij begon met volle mond op te scheppen over hoeveel hij verdiende, hoeveel auto’s hij kocht en hoeveel appelflappen hij elke dag at, en dat hij overal kotste wanneer hij dat maar wilde, en dat niemand hem tegen kon houden. Speeksel en klonters croissant spetterden in het gezicht van de huilende mevrouw.
Zijn telefoon ging, hij nam op. Hij hoorde een Russisch echtpaar luidruchtig ruziën in een treincoupé. Vloekend hing hij op.
“Goorbagger” mompelde hij.
“Nou, waar waren we gebleven? Oh ja, je diagnose. Wil je dat wel weten? Volgens mij wil je dat helemaal niet weten.”
De vrouw stamelde.
“Maar ik wil echt weten of ik gezond ben!”
“Uh uh uh, nee nee, niet zo doen, gewoon even normaal doen.”
De dokter stond op en liet zijn broek zakken.
“Zie je die moedervlek? Geef hem maar een kusje. Dan vertel ik het. Beloofd.”
De vrouw wist niet wat haar overkwam. Werd ze hier nou slachtoffer van seksueel misbruik?
Net toen de vrouw van de shock bekwam, begon dokter Vaas keihard lachend te urineren. Hij zeek alles onder; het bureau, zijn papieren, de mevrouw. De straal danste in het ochtendlicht.
“Je bent kerngezond!” schaterde hij.
“Niks aan de hand! Je bent gezonder dan ik ben!!”
De dokter begon bloed te hoesten.
“Ga weg!! Scheer je weg!! Onmiddelijk!! Oprotten!!”
De vrouw rende weg, de dokter bleef happend naar lucht achter in zijn ondergepiste kantoortje. Een ruziënd Russisch echtpaar stond buiten de deur te wachten.
Truda’s Transformatie
Truda kwam bij. Ze lag nog steeds in de metalen bak – doodsbang en nat, haar ogen glinsterend in de duisternis. Onder de bak, die met stalen staven aan de muren was bevestigd, lag een reusachtig zwembad – verlicht door flitsende stroboscopen. De lichtflitsen toonden witte haaien, grote mechanische haken en andere werktuigen des doods, wriemelend onder het oppervlak. De onderkant van de metalen bak klapte open en ze viel gillend in het zwembad, waar ze gelijk werd vastgegrepen door zwemmende naakte mannen met lijkbleke huid en zonder ogen, tepels of geslachtsdelen. Deze slijmerige witte wezens leken volledig in paniek te zijn en drukten haar onder water, om zelf niet te verdrinken. Ook hier klonk muziek: “Schipper mag ik overvaren, ja of nee”.
Toen Truda haar leven voorbij zag flitsen en alles zwart werd, spoelde al het water weg en lag ze eenzaam op de bodem van het zwembad, verlicht door schijnwerpers en gefilmd door camera’s.
“Sta op, Truda, u bent de nieuwe hoofdrolspeler in ‘Fietsen Slaat Nergens Op’, een serie geproduceerd en geregisseerd door niemand anders dan dokter Pascernal! Magnifiek!”
De intercom begon te ruisen. Een van de muren bleek een reusachtig beeldscherm te zijn; Truda keek met moeite op en ze zag hoe dokter Pascernal haar kinderen bevrijdde uit hun ijzeren kooien en muilkorf. Ze keek toe hoe de dokter ze wettelijk adopteerde en trouwde met Gerrit. Ze zag dat ze gelukkig werden en dat hun huis werd uitgebreid met veertien verdiepingen, waar vijf adoptiekinderen kwamen te wonen, drie demente bejaarden, twintig katten en twee taartverkopers. Man Gerrit kickte succesvol af, de valse honden liet Pascernal inslapen en opeens kregen ze visite van iedereen – zelfs de ijscoman stopte weer in de straat. Dit was niet meer gebeurd sinds Truda die straat ging bewonen. Het was een vreemde week, dacht Truda. Nog voor ze de fel verlichte deur ontdekte waarop ‘uitgang’ stond in dikke letters, kwamen de witte mannen zonder ogen weer binnen. Hun vingers wriemelden over haar hele lichaam en ontdeden haar van al haar sieraden. Ze voerden haar mee naar een operatiekamer waar ze liposuctie kreeg, een maagverkleining en plastische chirurgie. Truda leek opeens twintig jaar jonger en opeens werd ze naar buiten gebracht. Ze stond temidden van woekerend onkruid en kraaien die haar nieuwsgierig aankeken. Het ziekenhuis was verlaten. Zodra ze thuis kwam, bleek het huis onbewoond te zijn. Niemand herkende haar, of had ooit van dokter Pascernal gehoord. Gerrit of haar kinderen bleken niet te bestaan.
Ten einde raad eindigde Truda bij een ouderwetse telefooncel, waarvan de telefoon aan het koord bungelde. De telefoon rinkelde! Truda schrok, ze pakte de hoorn en luisterde.
Een stem vertelde haar dat ze komende woensdag een afspraak had met Dokter Pascernal.
Truda braakte om kwart over één ‘s middags. En dat terwijl ze zei dat ze nooit braakte. Leugenaar.