De bomen ritselen. Apengeschreeuw. Tentakels glibberen rondom de vochtige takken. Dagjesmensen met dikke brillenglazen schuifelen over de voetpaden diep, diep beneden het bladerdak in de koelte. Ze zijn in het park dat ver in het oosten ligt van die grote, grote stad. Bovenin de bomen groeit iets, komt tot leven. Duizenden vogels, elk anders gevederd, springen onrustig van tak naar tak. Hun kleine kraaloogjes pulseren. Ze kramen steeds luidere, pijnlijker, gorgelende klanken uit. Niemand vermoedt iets, maar het is inmiddels onomkeerbaar: de vogels evolueren.
Mies en Ronnie maken zich niet zo druk. Zij zitten lekker te picknicken op het veld. Roomijs stroomt van Mies’ lippen, over haar halfnaakte lichaam: borsten, tepels, billen. Dit windt Ronnie op – Ronnie, die naar tabak ruikt, Ronnie met de gouden ketting, Ronnie met zijn tribal tattoo, Ronnie met zijn scooter, motherfucking Ronnie. Hij probeert zijn erectie te verbergen met een soepkom, die nog vol hete soep zit. Het gesis en geschreeuw galmen door het park – velen kijken om.
De bomen ritselen.
Mies stopt de ijsstaaf nog sensueler in haar mond, eet het ijsje luid kreunend, waardoor niet alleen Ronnie omkijkt, met zijn verbrande geslacht, maar ook alle andere mannen in het park. Ronnie ziet dit en begint een hek van ijzeren pinnen rondom hun badlaken te plaatsen, graaft een slotgracht, zet kleine schijnwerpers en speelgoedsoldaten neer.
“Mies is van mij” roept hij door een megafoon, op vol volume. “Deze ijspijper is van mij alleen!”
Zijn stem galmt over het veld.
De bomen ritselen, heviger ditmaal.
“Zo” zegt Ronnie tevreden, terwijl hij gaat zitten. Ietwat nerveus merkt hij op dat ook hun directe buren een verdedigingslinie hebben opgetrokken.
“Myrthe is van mij” klinkt het nu vanaf die kant, “Deze bitterballen sabbelaar is van mij alleen!” Ronnie kijkt met geërgerde focus naar zijn concurrent. Hij krijgt die gladjakker nog wel.
Niemand vermoedt iets; enkel ijspijperij, biterballengesabbel houdt de concurrenten nog bezig. De rest van de rossige, zonverbrande massa vult de tijd met wijngeleuter, bierperikelen en mislukte badmintonvolleys. De bomen ritselen. En ritselen nog een keer. Plotseling breken de takken open, men kijkt om en staat oog in oog met duizenden, tja, wat zijn het eigenlijk? Ze zien er walgelijk uit; vol slijm, met tentakels en vleugels, haken en stekels, rode ogen en giftige felle kleuren. Ze krioelen over de takken als mieren, kramen de vreselijkste kreten uit, schreeuwen schor of juist fel. Één wezen zingt de vierde symfonie van Beethoven, meerstemmig. Een ander gorgelt in een rauwe death metal stem. Mensen beginnen voorzichtig te klappen, diep onder de indruk, totdat de beesten aanvallen – stekels prikken, klauwen grijpen, tanden boren, zuur spuit, tentakels knellen. Het hele veld vol mensen is een veldslag.
“Blijf van mijn badlaken af!” roept de een. “Nee, mijn linkerbeen!”
“Eet alsjeblieft dit volkoren kadetje met oude kaas en niet mijn kinderen!”
Helaas, het is vergeefs. De parkklanten sneuvelen in grote getale, de monsters zijn met teveel.
Ronnie en zijn concurrent zitten echter veilig; ze hebben flink geïnvesteerd in luchtafweergeschut. Myrthe en Mies kijken verveeld toe hoe de dode monsters zich vlak naast het kleed ophopen. De slotgracht wordt gevuld met bloed in alle kleuren van de regenboog; geflits van kanonnen en fluitende kogels maken er een jolige boel van.
“De vogels evolueren!” roept een van de laatste mensen op het plein, die met al zijn spierkracht de klauwen van een schepsel probeert open te houden. Tevergeefs; de klauwen zijn sterker en bottengekraak klinkt.
“Snoes, heb je zin in patat hierna?” vraagt Ronnie, iets bezweet, kijkend naar de ietwat bloedbespette Mies die nu lui in een Vogue bladert.
Ze knikt.
“Kom dan, we gaan”
Ronnie vult zijn krat weer met de verdedigingswerken, legt de schep op zijn schouder en neemt Mies aan de arm. Een stuk of honderd beesten zwermt nog door de lucht en tussen de lichamen; sirenes loeien en F16 gevechtsvliegtuigen scheren door de lucht.
“Denk je dat de FEBO open is?” vraagt Mies.
“Snoes, die is altijd open.”
Ze verlaten het park, de vogels, de concurrenten. Ronnie is blij, Mies is nog van hem. Mies is blij, ze krijgt patat. De vogels zijn ook blij, ze hebben genoeg mensenvlees en miljoenen eieren gelegd waar spoedig hun gemuteerde kroost uit zal glibberen.
Kortom, een prachtig einde van een hete dag in het park.
Foto door Tim L. Productions op Unsplash