Gevonden in een eeuwenoude stad, aan die eeuwenoude rivier, in een eeuwenoude kleilaag vol prut en onzin: De Stela van Doetinchem. Geschreven in Grieks, Latijn en een nog onbekende taal bestaande uit wonderlijke kronkels – bevat deze Stela, waarheden.

Waarheden over het leven van een zwerver met herpes in zijn linker oog, over het feestvieren der Nepoten in het Varkensrijk. Waarheden over Saturnus in het vierde kwadrant van een sterrenbeeld genaamd de ‘Seksherder’, een wilde man die telkens op zoek gaat naar halfnaakte dames in het riet. Maar ook waarheden in de vorm van formules: die de geheimen van het heelal ontrafelen, ziektes genezen en een verklaring geven voor hetgeen wat bebaarde filosofen bezig houdt.

De Stela was een zeer oud en gerafeld tablet-achtig voorwerp van steen: mysterieus, gebeiteld en uiterst bizar. Vooral de derde taal: magnifiek! De opgraving van de Stela lokte onderzoekers uit alle windstreken richting Doetinchem, die gretig begonnen met uitpluizen en analyseren. Een moment leek het erop dat de mensheid een nieuwe periode zou betreden van eeuwige welvaart, gezondheid en rijkdom, totdat de verhalen over de stenige staaf een zekere rijke bankier bereikten. Vervuld van schrik smeet hij zijn bureau omver; zijn wereldbeeld, vervuld van walgelijke dogma’s en arrogante aannames, werden rechtstreeks bedreigd door de Stela.

‘Lakei, breng mij nieuws over omgekochte onderzoekers. Nemen zij het geld niet aan, breng mij dan hoofden van niet-omgekochte onderzoekers!’

De lakei, gekleed in een zeer gênant, strak pakje van glimmend leer en extravagante franjes, volgde slaafs zijn bevelen op.

Steekpenningen bereikten de corrupte onderzoekers. Na enkele weken had niemand het nog over die vreemde Stela, waarvan de inhoud zo plotseling en ‘onverklaarbaar’ was weggekrast.

Ja, de Stela van Doetinchem bevatte nu enkel krassen. Na drie dagen gediend te hebben als onderzetter, rugkrabber en ping pong bat werd het tablet weggemoffeld in een treurig streekmuseum en zou geen veranderingen brengen in de historie, laat staan in de toekomst.

De omgekochte onderzoekers zaten iedere avond met hun gezin aan tafel. Ze staarden doods voor zich uit, wegkwijnend in schuldgevoelens. Terwijl ze de lauwe hutspot in hun kelen staken, bereidden ze zich voor op wederom een onrustige nacht. Hun dromen werden immers bevolkt door kwade goden en demonen, pratende tabletten die hun woede over het uitwissen van geschiedenis uitten middels nijdige drill-rap, vol gramschap en onverteerbaar geraas. Menigen pleegden zelfmoord; de een middels een in de keel gestoken slagboormachine, de ander middels het eten van de volledige inhoud van een actie-verpakking vaatwastabletten.

Het Stela was echter nog niet klaar met ze. Allen schrokken zich een hoedje toen ze in plaats van een christelijke hemelpoort, het Duat troffen met een zeer, zéér geïrriteerde Osiris.

‘Verdomde klote Christenen, die de wereld der levenden vergiftigd hebben; door jullie idiote stompzinnigheid en verering van afgoden heb ik het te druk en gaat iedereen automatisch naar de hel! Maar jullie, jullie stelletje ellendelingen, jullie zijn het aller ergste. Mijn geheimen zouden eindelijk geopenbaard worden in de Stela, maar jullie, laffe, hebzuchtige moerasbewoners, jullie overtreffen alles. Ik heb een speciale behandeling voor jullie gereserveerd… Ammoet de Hartenvreter zal nog even moeten wachten!’

Osiris lachte, kijkend naar Gerrit, Koos en Bertus die trilden in zijn aanzicht. Hij zwaaide met zijn staf en het trio werd samengesmolten tot één walgelijke homp vlees met ogen uitstekend zoals bij slakken, kieren gevuld met slijm en stront, overal haar en tentakels als armen. Ze werden naar een hete, kale rots geleid. Hier deden slangen en haviken zich tegoed aan hun vlees totdat enkel de botten over bleven. Iedere nacht groeide het vlees weer aan en begon de marteling opnieuw, dag in dag uit, duizend jaar lang. Kortom: een heerlijk ouderwetse marteling zoals de Oude Goden dat zo goed kunnen. Zo kwijnden Gerrit, Koos en Bertus weg, eeuwig gestraft voor het bezoedelen van die zeer belangrijke Stela, de Stela van Doetinchem. En de Bankier? Ook hij werd gestraft, maar zijn straf was te weerzinwekkend voor dit verhaal.

Osiris was ondertussen vervuld van verdriet. Af en toe kwam hij kijken bij het bloedfestijn, maar zelfs deze straf bracht hem niet voldoende welbehagen. Zijn pantheon was verwaarloosd, ten behoeve van een valse god met een baard en een gekruisigde zoon. Hij rouwde om de miljarden schepsels die ongemummificeerd in de koude grond verdwenen, veroordeeld tot de vraatzucht van Ammoet en de verdwijning uit het heelal. Hoe zou het geweest zijn, dacht hij, als hij deze mensen kon verwelkomen in zijn schaduwrijk?

De zon ging onder boven Doetinchem. Het verdoemde trio voelde het vlees weer aangroeien en bereidde zich voor op een nieuwe dag van gulzig pikkende snavels en slangenbeten. De Bankier kronkelde en spartelde in agonie. De Lakei probeerde een comfortabele slaaphouding te vinden in zijn kooi en Osiris keek treurig uit over zijn dodenrijk. Kortom, het was een prachtige avond.

En het Stela? Deze lag vrij passief op een plank genaamd ‘Waardeloze Artefacten, Binnenkort Weggooien’ en ving vierduizend stofdeeltjes. Zo ontnam hebzucht en corruptie alles wat de Stela had kunnen bieden: de antwoorden op de Grote Vragen, en meer. De Seksherder zou onherinnerd blijven.

 

Photo by Kévin et Laurianne Langlais on Unsplash