‘Spektakel spektakel! Gerrit zit in de auto, onderweg naar de rechtbank! Megamoord, het is mega- megamoord! De Moordkaravaan gaat dóór! Duizenden doden, bloed, geratel en geronk van knetterende kettingzagen, spuit-darm en gruis-bot!’ De presentator bracht het met zijn perfecte, oogverblindend witte glimlach. Zijn pak schitterde en glom; de kijkers smulden.

Zo ook familie Knuistermans; klappertandend zaten ze voor hun reusachtige flatscreen TV met emmers popcorn. Een auto racete over een snelweg, omgeven door vele politiewagens met zwaailichten en sirenes.

‘Daar komt Gerrit!’ schreeuwde Pieter Knuistermans extatisch, terwijl hij zich met vette benen van de bank lanceerde. ‘Hij heeft zijn Moordketting om! Het gaat gebeuren! Het gaat echt gebeuren!!’

Oma Rientje murmelde ‘Eens goed, al goed’ en moeder Lucia begon ook te mompelen, strak van spanning en concentratie.

‘Kijk nu goed, meiske’ zei ze, terwijl ze met haar tanige vingers het hoofd van haar dochter Semmie richting de TV forceerde. ‘Dit zijn mensen waar je van moet leren.’

Een geluid klonk uit de hoek van de kamer. Pieter zuchtte geïrriteerd en snauwde: ‘Bek houden Riffie!’ Opnieuw klonk er geluid – een erbarmelijk gekreun en gerinkel van kettingen. In de hoek zat een gebogen knul geketend in een kooi, die wild rammelde en naar zijn mond gebaarde.

‘Honger?!’ riep Pieter.

‘Strontjong, je hebt al twee bakken vermangelde Vleermuismoes gehad!’

Pieter bejegende zijn zoon vaker op deze manier; zeven dagen per week om precies te zijn. Riffie kon er nou eenmaal niks aan doen dat hij de zoon van Pieter was.

‘Kijk! Daar zijn de protesteerders!’ gilde Lucia.

Het beeld vanuit de helikopter zoomde in op een mensenmassa die zich rondom het konvooi sloot.

‘Pak ze! Mingelaar! Mingelaar! Mingelaar!’

Pantserwagens reden op de menigte af; aan de voorkant waren grote stalen trechters bevestigd die leidden richting een gehaktmolen annex dorsmachine; ze schepten mensen op die meteen in kleine stukjes werden gesnipperd en weer naar voren uitgespuugd, over de menigte heen. De verschrikking was totaal: vernietiging van mensen op grote schaal, gepresenteerd als sappig vermaak.

Pieter en Lucia maakten zich hier niet druk om; met gezichten glimmend van de vettige popcorn slaakten ze uitzinnige kreten van plezier. Dochter Semmie huilde zachtjes. Rientje sabbelde op een mandarijn en Riffie probeerde reikhalzend te zien wat er op TV werd vertoond, maar zijn kooi was zo geplaatst dat hij nét niks zag. Hij moest immers zelf nog naar de Klucht (een even verwerpelijk, gênant als populair schouwspel), dus hij mocht niks zien. De Klucht, de climax van het jaarlijkse Vleescarnaval, was een huiveringwekkend ritueel bedacht door de krankzinnige president en tevens presentator die nu op TV te zien was.

‘Jajajaaa, daar gaan ze, de Mingelaars!’

De menigte was deels vernietigd, deels uit elkaar gedreven. Het konvooi vervolgde met gierende banden de tocht. De presentator, gekleed in glitterpak en met zijn herkenbare smetteloze gebit, begon onder begeleiding van een big band te dansen en zingen.

‘That’s the way the stars go… Saturday night is coming for all! Lets enjoy this meaty carnival…’

Pieter en Lucia zongen mee in steenkolenengels, Rientje bewoog wat met haar lippen zodat het in ieder geval leek alsof ze er iets van snapte.

Terwijl de presentator zijn publiek opzweepte tot nieuwe hoogtes (‘Yes, ja, daar gaan ze – kijk, het Baggervuur! Ongelooflijk, wat een prachtspektakel weer!’) begon Semmie zich te vervelen. Sinds haar vroegste jeugd had ze immers dagelijks vergelijkbare shows gezien. Halverwege de avond zette uiteindelijk iedereen de televisie af – terwijl het konvooi nooit de bestemming bereikte waar men het over had. Wat was er zinlozer dan een tocht zonder einde?

‘Papa’ zeurde ze, ‘waar gaat de MegaMoordzaak heen? Waar vindt het plaats?’

’Naar de rechtbank, imbeciel! Dat zeggen ze toch!’

‘Maar zijn ze daar vorige keer aangekomen?’ hield ze vol.

‘Ja waarschijnlijk wel, ze komen altijd aan, maar dan slaap ik al, ik moet naar de fabriek, snappie?’

‘Heb je ooit gezien dat ze ergens aan kwamen?’

Pieter leek een moment na te denken, liep vervolgens rood aan en sprong van de bank. Hij begon wild tegen de kooi van Riffie te meppen en trappen.

‘Godkolere! Godkolere, rotjong!’

Semmie keerde zich naar haar moeder. Nog voordat ze iets kon vragen begon ze stoofperen te bereiden, ook al was het allang middernacht geweest.

‘We hebben allemaal zo’n zin in stoofperen, oh wat heb ik honger, jij ook kleine meid. Je moet groeien. Grote borsten hebben om je kinderen te zogen, jawel, kind, jawel. Melk!’

Als laatste probeerde ze het bij Rientje.

‘Oma, heeft u ooit de rechtszaak gezien? Of in ieder geval het stoppen van de Moordkaravaan?’

Rientje keek een moment bezorgd, haar ogen helderden op alsof ze een dierbare herinnering terugvond en ze begon langzaam, krakend van ouderdom, te spreken:

‘Semmie, je moet weten… Ooit-‘

Haar stem stokte; een knetterende, natte scheet klapperde tussen haar benen door. Ietwat verward keerde ze zich weer naar haar kleindochter:

‘Sorry liefje, wat zei je?’

Semmie, gefrustreerd en gekweld, maakte hier vervolgens haar levensdoel van: uitvinden of de Moordkaravaan ooit stopte. Dat deze kennis geheim en verboden was, zou ze zelf ondervinden door haar vele opsluitingen in gevangenis en gesticht. Na jarenlange folteringen werd ze uiteindelijk zelf gedwongen te participeren in een van de uitzendingen – waar zij onder luid gejuich door een Mingelaar werd gegrepen.

Nee, de Moordkaravaan stopte nimmer. Het leven in dit land was zoals de President het altijd bedoeld had: een oneindige nachtmerrie van wreed vermaak, in stand gehouden door degenen die vragen durfden te stellen.

 

photo by SPACEDEZERT on Unsplash