Hij noemde zichzelf de Kindervriend, maar eigenlijk was het een vreselijke man.

‘U bent dan wel een clown, maar mijn kinderen vinden het helemaal niet leuk om naar u te kijken. Ze worden bang van u’ zei de jonge, bezorgde vader tijdens een optreden.

De Kindervriend – zijn echte naam was Björn – werd woest.

‘Ik kom je vannacht ophalen in mijn zwarte koets, ik laat je stikken in karnemelk, en al je kinderen ook!’

Hij deed een walgelijk dansje, klapte in zijn handen. De kinderen in het treurige zaaltje van multifunctioneel cultuurcentrum ‘De Onbespoten Koe’ begonnen eensgezind te huilen. Ze zouden opgroeien tot getraumatiseerde, getroebleerde maar vooral extreem disfunctionele volwassenen met een hang naar zware harddrugs, badkuipen vol ijs met naalden en een vreemde obsessie voor clowns. Velen zouden zelf als clown eindigen in hogesnelheidsachtervolgingen in gestolen Roemeense auto’s. Ze zouden door politiehelikopters gezocht worden in parken of gaan werken voor Het Borom, een mysterieuze organisatie die een nieuw type duif ontwikkelde in laboratoria. Zo ging dat daar, in de Onbespoten Koe.

De vader van het kind, hoogst geschoffeerd en met bloedrode kop, verliet de zaal. Zijn zoon sleepte hij achter zich aan. Net op tijd, want Reinier S., ‘s lands meest geduchte pyromaan, zou de hele boel weldra in lichterlaaie zetten. Maar dat is weer voor een volgend verhaal, lieve kinderen!

Björns transformatie tot Kindervriend was begonnen op zijn vierde. Zijn vader, een nationaal bekende pedofiel, stond naakt in de keuken met een kaal geschoren poedel toen de jonge Björn hem betrapte. Vader keek hem aan en begon te grijnzen. Pas op dat moment zag Björn dat hij de uitwerpselen van die poedel aan het opeten was, op een volkorenbroodje met tomaat, kaas en een glas vlierbessensap.

Dat was gelijk de laatste keer dat zijn vader thuis was. Ze hadden hem in het gekkenhuis opgesloten, ver van de bewoonde wereld, waar hij ‘niemand pijn kon doen’. Althans… dat hoopte men. Hij ontsnapte al gauw naar Thailand waar hij een martelwerktuigenfabriek begon, een machtige fabriek die werkte op basis van vele nieuwe soorten van kinderarbeid. De vader van Björn was geen fijne man.

Björn zelf was geïnspireerd om iets terug te doen voor kinderen zoals hij: geïsoleerd, getraumatiseerd, verlangend naar vriendschap zonder klappen. Hij kreeg al gauw een ongezonde obsessie voor schmink. De hele dag door schminkte hij zich, telkens in andere kleuren, liep de straat op, kreeg boetes, raakte in gevechten verwikkeld en ontwikkelde al snel de ‘ik-ben-vijfmaal-op-mijn-neus-geramd-maar-loop-toch-door’ dans, die zo typerend voor hem was. Een echte kaskraker in zijn beginjaren, welteverstaan! ‘Als ik geen god ben, ben ik een halfgod’ zei hij vaak tijdens die dagen. ‘Aanschouw nu mijn volgende act!’ Het weergaloze succes duurde tot hij een baard kreeg en men hem vies begon te vinden, een vieze ouwe smeerlap, die ver weg moest blijven van kinderen (precies tóen werd hij de alom verguisde Kindervriend).

Vrouwen moesten niks van hem hebben. Ze roken het gevaar en ontucht al van kilometers afstand. Als de Kindervriend ‘s nachts in complete stilte op zijn felgekleurde driewieler met inbouw orgel door de straten reed, werden zij spontaan wakker in het angstzweet, de handen beschermend voor de flamoes, krijsend ‘niet vandaag, nooit niet!’ De mannen die naast hen lagen zouden brommen ‘weet ik schat, weet ik’ en doorslapen. Dit moederlijke instinct redde vele levens in die duistere dagen.

Het was een waterige dinsdagavond. De Kindervriend had na veel pogingen eindelijk weer een show ingepland. Het festijn zou plaatsvinden in een dorp dat niet van zijn gruwelijkheid op de hoogte was; een zeldzaamheid. De zaal zou tot stampens toe vol zitten met kinderen, die in trillende anticipatie zouden wachten voor het optreden van Clown Ubba, het favoriete en meest verschrikkelijke personage dat de Kindervriend speelde. Ubba deed vooral poppenshows met dode dieren. Ook droeg hij enge maskers, bespeelde hysterisch lachend de Doodsmachine en voerde puppy’s en kittens aan hongerige hyena’s, dit alles ten overstaan van onschuldige, vrolijke kinderen. U kunt zich misschien wel voorstellen dat dit de effecten tot gevolg had die eerder in dit verhaal beschreven zijn. Afijn, Björn was dolblij en vierde dat met een banket voor vier vrienden, allen denkbeeldig. Hij at aan de lege tafel, de buren bang door het voortdurende, rare gelach dat door de dunne muren kwam.

De show stond op het punt te beginnen, Björn zat voor zijn spiegel en wreef agressief de schmink op zijn gezicht, probeerde het monster Ubba te worden, Heer van de Onderwereld, Brenger van Duisternis. Iemand klopte aan.

‘Hoe vaak heb ik het nou gezegd?! Ik word niet gestoord tijdens de laatste veertig minuten voor mijn show!’

Een meisje van amper 19  deed open. Ze trilde.

‘Uw r-rauwe inktvis, meneer’ stamelde ze.

‘Pleur maar neer op de grond, met bord en al.’

Het meisje liet het bord onhandig vallen, glipte weg. Björn stortte ter aarde en slobberde de inktvis van de grond. Hij kreunde van genot. ‘Zo heerlijk!’ riep hij. De scherven van het bord prikten gelukzalig in zijn lippen en tong.

Nogmaals werd aangeklopt.

‘WAT NU?!’

De deur ging open. Björn keek om en kon zijn ogen niet geloven. In de deuropening stond een oude gedaante, leunend op een stok. Een gouden licht verspreidde zich door de kamer.

‘Vader? Bent u het?’

De oude man had geen oogleden meer, alleen een helm met een apparaat dat zijn ogen bevochtigde. Verder was hij compleet naakt.

‘Zo heb ik het nooit gewild, zoon’ zei de man.

Hij opende een flesje Bacardi Breezer met een flesopener die in zijn stoma was ingebouwd en dronk hem in één teug leeg.

‘Kom met me mee’

Björn liep zonder iets te zeggen achter zijn vader aan, nam plaats op het bronzen paard dat klaar stond en samen vertrokken ze, richting de zonsondergang. Ze reden en reden, tot ze uitkwamen bij een machtige klif onder een dreigend kolkende wolkenlucht. Daar stond een gezelschap van misvormden hen op te wachten, met een troon, een kroon en een grote tafel vol heerlijkheden.

De vader sprak zijn zoon toe: ‘Ik ga je kronen, zoon. Ge zult koning worden van dit land, koning der clowns!’

Björn huilde van geluk. Zijn droom kwam uit.

Het was een plechtige, maar korte ceremonie. Op het hoogtepunt, net toen Björn op zijn knieën zat en vol anticipatie wachtte tot de kroon op zijn hoofd zou worden gezet, draaide zijn bloedeigen vader hem bruusk de nek om.

‘Gooi hem van de klif’ zei hij. De misvormden gehoorzaamden.

Zo eindigde de Kindervriend, tussen een stel zoutige rotsen, zijn droom verpletterd zoals zijn lichaam. Een man met machtige dromen, maar een nog machtiger vader. Amen.