Verhuis naar een groene omgeving, zeiden ze.

Ge zult er rust vinden, zeiden ze.

Nou, de ellende begon al op het moment dat alle verhuisdozen uitgepakt waren.

Een grote grijze pluim haar verscheen langzaam boven de heg, gevolgd door een gerimpeld voorhoofd en daarna een paar waterige, starende ogen.

Geurt was net zijn nieuwe tuin aan het bewonderen, toen hij een zacht gehijg meende te horen.

“Hallo?”

Geen gehoor. De pluim haar verdween weer achter de heg.

Geurt had op dat moment, zonder het te weten, buurman Heggiovector ontmoet.

Heggiovector, ook wel Haa-Vee genaamd, was veruit de raarste persoon in het dorp.

Mensen zouden pas jaren later alle gruwelijke details over deze man te weten komen, toen Geurts zoon de kronieken van zijn vader opschreef.

Geurt keek naar zijn tuin en wreef over zijn baard. Er moest veel gebeuren. Hij had geen idee over de tunnels die onder zijn tuin waren gegraven, over de camera’s die Heggiovector in de bomen en struiken had geplaatst, over de zwervers die hij had ingehuurd om Geurt dag en nacht te bespieden. Nee, Geurt wist helemaal niks; hij was naïef als vers gevallen sneeuw, wachtend om te worden ontsierd met diepe sporen van modder, urine, bloed en kots, om vervolgens te smelten en te veranderen in gore, grauwe plassen modder.

Geurts eerste officiële kennismaking met Heggiovector was tijdens de Nachtelijke Optocht. Geurt wist niet dat dit een volledig door Heggiovector zelf uitgevonden en uitgevoerd toneelspel was, maar daar zou hij later achter komen.

Het was drie uur ‘s nachts. De bel ging. Geurt liep naar de deur, in zijn ogen wrijvend, mopperend dat zijn vrouw wakker geworden was, en deed open.

Het eerste wat Geurt dacht, was: ‘Wel, verdomme, wat is dat voor een ontzettend raar persoon, ik voel me totaal niet comfortabel bij dit individu, gadverdamme, wat moet hij van me in het midden van de nacht, wil hij soms swingen met mij en mijn vrouw?’

Geurt nam de man beter in zich op. Hij was kort, had dikke hamsterwangen, zijn tanden stonden ver uit elkaar en hij glimlachte breed. Geurt wist niet of hij jong of oud was; de vreemde meneer had een oude en gevlekte huid, maar zonder rimpels. Behalve op zijn voorhoofd. Het was alsof iedere rimpel met uitzonderlijk veel zorg en botox weggewerkt was, uitgestreken en uitgerekt totdat zijn hoofdhuid strak over zijn schedel gespannen was. Behalve zijn voorhoofd – die rimpels waren te hardnekkig om weg te krijgen.

Het mannetje droeg een kleurrijk pakje, zijn haar leek nog het meeste op een gehavend vogelnest – inclusief eieren. Zijn laarzen waren glimmend geel en zijn ogen waren bloeddoorlopen. Nog voordat Geurt alle details had kunnen opnemen, opende het wezen zijn mond.

‘Doe mee aan het Nachtcarnaval!’ Geurt schrok van zijn stem; het was een veel te hoge, onnatuurlijke piepstem, hees en jongetjesachtig, maar toch volwassen op een manier. Hij klonk ronduit sinister.

‘Wie. Bent. U.’ zei Geurt.

‘Mijn naam is Prins Gududerweerd, Vrolijke van het Veen, Geertmoeras, Kortjukker, Minister van Handbalsems, Heggiovector de la Plutarchia Maximus!’

Heggiovector deed een dansje; een lilliputter met een accordion, die half verscholen in de bosjes stond, begeleidde hem.

‘Ik heb geen zin hierin, in niks van dit alles. Ga weg en laat me met rust!’

‘Maar buurman, ik ben je buurman!’

Geurt sloeg de deur dicht en liep terug naar zijn bed.

Heggiovector voelde de wind van de dichtslaande deur in zijn gezicht, knipperde een keer langzaam met zijn ogen. Zijn tanden verdwenen achter omhoog gekrulde lippen en hij keerde zich om, voegde zich bij de optocht van mensen in rare apenpakjes die in de straat stonden en verdween. Geurt sliep slecht die nacht.

De volgende dag werd Geurt onrustig wakker.

‘Goh, schat, ik had zo’n rare droom’ begon hij muf.

‘Schat?’

Het bed was leeg. Dat was uitzonderlijk, ze werden altijd samen wakker.

Geurt opende de gordijnen. Zodra zijn ogen aan het licht gewend waren, zag hij het pas.

Zijn tuin.

Of eerder, wat er van over was.

De heg was verdwenen; diepe sporen als van een tractor liepen over zijn gazon; de planten waren uitgetrokken, de tegels lagen overal verspreid en drie smeulende hoopjes as waren het enige wat over was van het schuurtje. Ook lagen overal dode kippen en varkens.

In het midden van de tuin stond echter een prachtig gedekte tafel, met verblindend wit tafellaken, kristallen glazen, een porceleinen pot thee – en zijn vrouw. Met de rare man uit zijn droom, wat geen droom bleek te zijn. Ze dronken samen thee en zijn vrouw, slechts gekleed in een badjas, lachte uitgebreid om iets wat de buurman zei. Geurt stormde woest naar beneden.

‘Schat, wat doe je hier?’

‘Goedemorgen buurman!’ riep Heggiovector vrolijk.

Zijn vrouw keek ook om en leek iets verward.

‘Liefje? Hij heeft zo’n heerlijke thee!’

Haar stem klonk traag en lallend, alsof ze dronken was. Geurt maakte zich onmiddellijk zorgen.

‘Wat heb je aan haar gegeven?’ schreeuwde hij in paniek.

‘Ach, och, heerlijke blaadjes van de Gorieboom en de Libiscus, een theetje, oh wat heerlijk!’

Heggiovector klapte blij in zijn handen, pakte een panfluit en speelde een vrolijk deuntje. In de verte klonk het geluid van iemand die pijnlijk stierf.

‘Genoeg met deze waanzin!’ riep Geurt. Hij pakte zijn vrouw bij haar arm en probeerde haar mee te trekken, maar zij verzette zich. ‘Laat me los! Ik wil meer blaadjes van de Gorieboom!’

Heggiovector grijnsde demonisch.

Geurt rukte zijn vrouw los en trok haar mee het huis in, terwijl ze huilde en tegenstribbelde. Eenmaal binnen leek de betovering direct te zijn verdwenen.

‘Schat?’ vroeg ze verward.

‘Het is goed, liefje’ zei Geurt. ‘Ik was geloof ik net op tijd’

Hij was echter niet op tijd. Het Blad van de Gorieboom, ook wel de ‘Knechter van Zielen’ genaamd, en het Sap van de Libiscus, ook wel bekend staand als ‘Lucifer’s Bloed’, werden in alle duistere boeken over hekserij met lof genoemd: ‘Bij minimale inname is de ziel vervloekt en zoekt heil bij de Demon der spinnen’.

Geurts vrouw zou op den duur steeds vreemdere dingen gaan denken en zeggen, ze begon spinnenwebben te borduren op alle kussens en zou op een donkere nacht van huis weglopen, slechts gekleed in een nachtjapon, op zoek naar de Grote Vriendelijke Spin.

Geurt was nog niet klaar met zijn gloednieuwe buurman. Hij maakte een geïmproviseerde vlammenwerper van een waterpistool, hulde zich in zwarte kleren, stopte een hamer in zijn riem en klopte op zijn beurt om drie uur ‘s nachts aan bij zijn buurman.

Tot zijn verbazing ging de deur vanzelf open. Een gang werd zichtbaar, doodnormaal, met kapstok en een spiegel, verlicht door een antieke hanglamp. Hij liep naar binnen.

De deur klapte dicht.

Rode lichten gingen branden en alle muren begonnen te bewegen; ze klapten om en veranderden zo in spiegelwanden. Geurt was in een spiegelkasteel beland.

Voorzichtig liep Geurt stapje voor stapje dieper het labyrint in.

‘Geuuuurtje’ hoorde hij zacht. De rillingen liepen over zijn rug. Daar was hij, plotseling, in de spiegel: Heggiovector. Zijn gezicht breed grijnzend, zijn ver uit elkaar staande tanden glimmend in het rode licht.

Geurt rende naar hem toe, maar klapte tegen een spiegel. Heggiovector barstte in lachen uit en zijn duivelse lach galmde lang na.

‘Denk na’ dacht Geurt bij zichzelf. Hij zag een stukje spiegel onderaan een van de wanden los zitten en kreeg een idee.

Hij pakte zijn hamer en begon de spiegels een voor een stuk te slaan. Het huis zelf leek woedend te reageren; de wanden begonnen weer om te klappen en te verschuiven, nieuwe spiegels kwamen te voorschijn, maar deze brak hij ook. Wild maaiend sloeg Geurt alles kapot wat hij kon zien, tot hij zag waar hij heen moest. Voorzichtig liep hij verder…

Een lange, duistere gang, een trap af, een hoekje om… dit alles begeleid door plagerig gefluister van de boosaardige buurman… en toen zag Geurt het: Heggiovector’s Hoofdenmuseum.

Op eindeloze rijen planken stonden grote glazen potten met hoofden erin, mensenhoofden, en een paar hondenhoofden, op sterk water. Ze hadden pijnlijke uitdrukkingen op hun gezicht. Op een stukje schilderstape stond hun naam geschreven.

Geurt huilde terwijl hij de vele namen bekeek. ‘Oh buurman, waarom ben je zo kwaadaardig?’

Heggiovector’s bulderende lach deed de potten trillen.

Geurt ontstak de lont van zijn zelfgemaakte vlammenwerper, richtte hem op de rijen planken.

‘Deze door god vervloekte bende gaat nu allemaal ten gronde!’

Hij spoot de benzine… en vloog zelf in brand.

Bliepende apparaten. Gestommel. Een rijdend bed. Maskers. Een cliniclown. Geluiden van metalen instrumenten. Langzaam kwam Geurt bij zinnen. Tot zijn schrik lag hij op een ziekenhuisbed. Het eerste wat hij merkte, was dat hij zijn armen of benen niet meer kon bewegen. Met moeite tilde hij zijn hoofd op, en begreep met schrik waarom: hij had helemaal geen armen of benen meer.

Een zuster kwam aangerend in de verte.

‘Hij is wakker!!’ riep ze schel.

De zuster kwam dichterbij. En dichterbij.

Geurt kon haar gezicht steeds beter zien. Tot zijn schrik had ze éxact hetzelfde gezicht als Heggiovector, dezelfde ver uit elkaar staande tanden, dezelfde botox-jong-oudheid.

Het gezicht van de zuster kwam dichter en dichterbij, totdat haar neus die van Geurt bijna aanraakte. Geurt werd misselijk van haar geur, die deed denken aan gefermenteerde witte kool.

Ze lachte in zijn gezicht

Terwijl Geurt spastisch worstelde, kwam een team dokters bijeen. Lachend bespraken ze welke onzinnige medische experimenten en operaties ze op Geurt zouden uitvoeren. Op de dijen klappend van het lachen en rollend over de vloer, besloten ze de cliniclown te laten besluiten. De cliniclown zou worden geblinddoekt en mocht gooien met een pijltje op een dartboard.

Ze reden Geurt in een positie zodat hij het bord kon zien.

‘Lever vervangen door varkenslever’, ‘hoofd transplantatie’, ‘borstvergroting’, ‘geslachtsdeel op voorhoofd’ waren een paar van de opties.

De dikste dokter, die blijkbaar Hans heette, was het ergste. Hij had glimmende wangen, alsof hij net een vieze vette worst had gegeten, en zijn dikke buik puilde uit zijn broek, terwijl de knopen van zijn doktersjas bijna sprongen. Hans riep de hele tijd hoe hij Geurts’ ingewanden zou eten, vocht met de andere dokters en liet scheten in Geurts gezicht. “Heb je honger?” vroeg hij plagerig, en liet een hele bak vol kakkerlakken komen die aan Geurt gevoed werden.

Hans’ pesterijen hielden op toen de cliniclown zijn pijl ging gooien.

De dokters hielden hun adem in, de clown gooide zijn pijl, gejuich ging op in de zaal… de optie die het lot had uitgekozen was ‘kippenvleugels aan hoofd’. Geurt schudde zijn hoofd, hij wilde het niet geloven, totdat er een levende kip werd binnengebracht en de zuster met een grote naald met verdoving aan kwam lopen.

Geurt kwam nogmaals bij zinnen. Bang om zijn ogen te openen probeerde hij te luisteren; hij hoorde een vertrouwde klok tikken. Hij opende zijn ogen en jawel: hij lag in zijn eigen bed.

Was het allemaal een droom? Geurt keek op.

Armen en benen: weg.

De deur van de slaapkamer ging open en Heggiovector kwam binnen.

‘Nee! Nee! Jij! Adder!’

Achter Heggiovector kwam zijn vrouw aangelopen, in sexy lingerie.

Geurt huilde. Maar Heggiovector was nog niet klaar, hij had een spiegel bij zich en hield deze langzaam omhoog. Geurt zag stukje bij beetje zijn verschrikkelijke spiegelbeeld.

‘Oh noodlot! Ik was zo’n mooie man, en nu ben ik niets meer dan een ‘nugget’!’

Tot zijn schrik zag hij dat de operatie , die slechts een boze droom leek, niet alleen echt gebeurd, maar ook geslaagd was. Naast zijn vreselijke brandwonden en geamputeerde ledematen had hij nu ook nog eens kippenvleugels op zijn hoofd. ‘Ik ben een nugget met chicken wings!’ krijste hij uit.

Zijn vrouw omhelsde de buurman en likte aan zijn botoxgezicht. Haar hand gleed diep in Heggiovector’s broek.

Een lange dag vol plagerijen en geestelijke marteling volgde. Toen Geurt bijna alle hoop had verloren, klonk het geluid van een motor op de oprijlaan. Een auto stopte. Heggiovector leek duidelijk geschrokken, Geurt glimlachte.

Pieter.

Zijn zoon was gekomen om hem te redden.

‘Vaderlief? Moedertje?’ riep Pieter.

Hij was geschrokken van de staat van de voor – en achtertuin; ze woonden er pas net en nu al was het een teringbende.

De voordeur zwaaide open en een raar, klein mannetje in een circuspak en gele laarzen kwam naar buiten.

‘Wie bent u?’

Het mannetje gaf geen antwoord maar deed een raar sprongetje en liep naar het huis ernaast, waar hij in een rookwolk verdween.

Pieter kreeg opeens een akelig gevoel en rende naar binnen.

Moeder zat op de bank in lingerie en staarde verslagen voor zich uit.

En vader…

De autoriteiten kwamen in zwarte auto’s. Het huis van Heggiovector was in één nacht verdwenen, net als hijzelf. Geurt kreeg protheses en zijn kippenvleugels werden verwijderd.

Niemand mocht één woord vertellen over wat was gebeurd. De Staat wilde niet dat meer bekend werd over de aard van Heggiovector, wat of wie hij was. De geheimzinnigheid maakte dat Pieter de kronieken van zijn vader zorgvuldig opschreef en naar meerdere kranten stuurde. Toen werden de tunnels ontdekt. Pieter verdween even spoorloos als Heggiovector.

Geurt was ontroostbaar, maar hij was in ieder geval blij dat de buurman van de aardbodem was verdwenen. Had hij eindelijk rust in zijn groene omgeving.

 

Photo by JOHN TOWNER on Unsplash