Peter Beunsma – een elitair uitziende man van rond de vijfenzestig- nam nog een flinke hijs van zijn XL-sigaar en staarde diep nadenkend vanuit zijn luie stoel naar het schilderijtje van een kotsend veulen dat boven de open haard hing. Peter mompelde altijd hardop wanneer hij in gedachten verzonken was, tot ergernis van zijn buurvrouw die daardoor niet kon klaarkomen. Je kon de klokken erop gelijk zetten; op het moment dat zijn buurvrouw op het punt stond om klaar te komen, verzonk Peter in diepe, wazige gedachten die hem luidkeels deden mompelen.
Hij dacht aan wat hij zou zeggen tijdens een interview voor het lokale krantje ‘Leve Het Fascisme’. Hij was weer diep aan het nadenken, waardoor zijn gemompel zo luid werd dat zijn buurvrouw alweer niet klaarkwam en uit frustratie op de muur bonkte met een heksenbezem, waarmee ze af en toe stiekem een rondje door het dorp vloog. Niemand wist dat ze dat deed, behalve Peter.
“Niet weer die kutheks”, snauwde Peter die door het gebonk plots bijkwam uit zijn mijmeringen. Hij had een ongelooflijke hekel aan zijn buurvrouw, die te pas en te onpas op de muur bonkte met haar heksenbezem. Wat Peter betreft zouden ze haar oppakken, wegen op de markt en hoe dan ook in het water flikkeren met een anker aan haar been. Iedereen op het gemeentehuis lachte hem uit toen hij haar aanklaagde voor hekserij aangezien ze zich alleen in een scootmobiel op straat liet zien.
“Een lichamelijk gehandicapte vrouw in een scootmobiel kan toch niet op een bezem vliegen, Petertje?!”, proestte een wethouder een hete kop koffie in Peter’s gezicht.
Peter keek bozig door het raam naar buiten en zag hoe zijn buurvrouw haar huis verliet in de scootmobiel. Op haar hoofd stond een zwarte puntmuts, op haar gekromde neus had ze een grote wrat en onder haar arm hield ze een zwarte kat vast.
“Hoe duidelijk wil je het hebben?! Ze doet niet eens moeite om het te verbergen!” riep Peter, bijtend op zijn lip van woede. “Ze gaat vast weer naar de markt om spullen te halen voor haar heksenketeltje”.
Het bracht Peter terug naar het interview met journalist Kees de Leus van ‘Leve het Fascisme’. Kees, een kale communist die door gebrek aan beter bij dit krantje terecht was gekomen, had hem dezelfde ochtend gebeld met de vraag of hij in de middag kon langskomen voor een interview over de staat van het dorp. De trotse Peter had direct ingestemd met het interview. Hij zou hem vertellen over de goede oude tijd van de markt, de tijd waarin de markt nog van de elite was.
“De markt is verpauperd”, mompelde Peter in zichzelf, terwijl hij door een lauw kopje thee roerde.
“Vroeger was de markt van de elite en werden er stijlvolle dingen verkocht zoals opgezette duiven, de befaamde kunstwerken van kalk, gemummificeerde organen, diamanten grafstenen, schilderijen van kotsende veulens”.
Een kleine glimlach ontstond op Peter’s gelaat bij de aanblik van het kotsende veulen boven de open haard. Hij zou Kees er direct op wijzen.
“Ziet u, Kees, ik heb dat schilderijtje op de kop getikt toen de markt nog voor mensen met stijl was, voor een elitair clubje mensen met smaak. De markt was niet alleen een plaats voor de verkoop van goederen, het was ook een plaats vol van vermaak. De hoogtepunten waren de heksenverbrandingen en het rad van fortuin. Weet u wat het rad van fortuin was, Kees? Dat was een loterij waarbij doodgewone burgers werden geloot voor de schandpaal. Wie geloot werd, werd thuis opgehaald en in de schandpaal op de markt vastgezet. Voor 10 cent mocht je een rotte tomaat gooien, voor 20 cent een steen. Prachtige tijden”.
De glimlach werd breder, maar snel verstoord door de depressieve gedachte aan de huidige staat van de markt.
“Tegenwoordig is de markt een plaats van verval, een plaats waar het afvoerputje van de samenleving groenten, fruit, kleding, dekbedovertrekken, noten, vlees, vis en andere rommel koopt. En het stikt er van de vrouwen op scootmobielen. Ik zal je eerlijk zeggen, Kees; ik haat vrouwen op scootmobielen. Een wereld zonder vrouwen op scootmobielen, daar zou ik nog eens een politieke partij voor op willen zetten als ik niet te oud en te krom was. Ik zou direct vrouwen op scootmobielen verbieden, en als dat niet zou kunnen, zou ik de ingangen van markten blokkeren met toegangspoortjes waar scootmobielen precies niet doorheen passen”.
Heel even ontsnapte er een licht krankzinnige lach uit Peter’s keel. Zou hij Kees zijn algehele visie voor Nederland direct uitleggen of zou hij dat nog even bewaren voor een volgend interview? Deze vraag ging door Peter’s hoofd, terwijl hij zijn XL-sigaar opnieuw aanstak en, met zijn pink omhoog, een laatste slok nam van de inmiddels koud geworden thee. Buiten begon het te regenen.
Terwijl hij door mijmerde over zijn visie voor Nederland, verscheen er een iel mannetje in een te lange grijze jas voor het raam. Hij gebaarde Peter met wilde handgebaren om open te doen.
“Bent u Kees de Leus van ‘Leve het Fascisme’?”, vroeg Peter met de deur op een kier.
“Nee, ik ben de voorzitter van de scootmobielen stichting en vroeg me af of u wat kunt missen voor de collecte om onze doelen…”
Peter smeet de deur in het gezicht van het mannetje die daar een hele rare neus en een gebroken kleine teen aan overhield. Door de rare neus zou het mannetje nooit meer serieus genomen worden en daardoor zijn vrouw, minnares, hond, kat, duif en verzameling gebogen regenpijpen verliezen.
Dit nog niet wetende, maar de combinatie van de aanblik van het verregende mannetje en de rare neus, zorgden voor zowel een moeilijk te onderdrukken schaterlach als een licht schuldgevoel bij Peter waardoor hij besloot om het mannetje binnen te laten.
“Gaat u op de bank liggen, meneertje, ik haal ondertussen wat tegen de pijn voor u”, zei Peter zo barmhartig mogelijk.
Terwijl Peter de keuken in verdween, observeerde het mannetje de woonkamer. Overal aan de muren hingen opgezette boerderijdieren, schilderijen van kotsende veulens, kunstwerken van kalk, portretten van poppen en maskers van mensen die lachen als een boer met kiespijn. Nog voordat het mannetje alles in de woonkamer had kunnen observeren, kwam Peter terug met een medicijn, een lepel en een beker met een witte substantie en een verse kop verse thee voor zichzelf.
“Gaat u toch liggen, meneertje”, gebood Peter het mannetje.
Hij duwde het mannetje lichtelijk dwingend op zijn rug, roerde het medicijn door de witte substantie en begeleidde de substantie via de lepel in de keel van het mannetje. Toen de gehele substantie in de slokdarm van het mannetje was verdwenen, scheerde Peter het mannetje kaal en vertelde het mannetje dat de witte substantie goed werkt tegen de pijn, maar ook extreem snelle veroudering van de huid tot gevolg had. Hierdoor zou de 33-jarige voorzitter van de scootmobielen stichting binnen 5 minuten in een compleet verschrompeld oud mannetje veranderen dat door anderen ruim boven de 100 jaar geschat zou worden.
Peter ging in de luie stoel tegenover het mannetje zitten en moest heel veel moeite doen om niet keihard te lachen.
“Dat van de snelle veroudering van de huid is een grapje. Wat vindt u van de markt tegenwoordig?”, vroeg Peter.
Het mannetje was erbij gaan zitten, maar zat zichtbaar oncomfortabel op de bank die door verzakking überhaupt oncomfortabel was.
“Ehm, wel leuk, hoezo?”.
“Wat vindt u van al die vrouwen op scootmobielen op de markt?”, overstemde Peter hem met een indringende blik.
Het bleef even stil. “Toegankelijkheid is volgens mij nog steeds een probleem. Ik ben bezig met een plan om de markt toegankelijker te maken voor mensen in scootmobielen. Ik denk dat dat heel belangrijk is voor het economisch perspectief van de markt en…”
“U denkt toch niet dat de markt beter wordt door vrouwen op scootmobielen?!”, viel Peter hem in de rede.
“Zij zijn het symbool van de ondergang van de markt zoals ik die kende; een markt vol met smaakvolle producten, smaakvolle mensen, smaakvolle activiteiten. Ik weet nog goed hoe het rad van fortuin werd aangedreven door ezels van middelbare leeftijd en werklozen op blote handen en voeten. In die tijd had iedereen een baan. Had je geen baan? Dan bracht de markt onderdak. Het rad van fortuin werd aangedreven door honderden, nee duizenden mensen. Zij werkten dag en nacht in de donkerste diepten van de mijnen om dat prachtige rad draaiende te houden. In die tijd werd noeste arbeid nog gewaardeerd. Dat is precies wat ik zometeen ga vertellen tegen Kees de Leus van ‘Leve het Fascisme’. Kent u Kees de Leus, de kale communist? Het omslagpunt was toen er vrouwen op scootmobielen op de markt verschenen. Ik zeg het u, het is een schande. Vrouwen op scootmobielen doen mij kokhalzen als vreemd materiaal in de luchtweg van een veulen. Het type vrouw op een scootmobiel is als patat met ijs in het bed van een priester met een ochtenderectie. Wist u dat de meeste vrouwen in scootmobielen gewoon kunnen lopen? Ze komen er bij mij niet in en als het aan mij ligt…”
Op dat moment kwam de buurvrouw de straat ingerold en vergat Peter abrupt de clue van zijn redevoering. Zijn ogen volgden haar richting haar voordeur om elke vorm van heksengedrag te kunnen waarnemen. De zwarte kat zat op haar schouder. Het mandje voorop de scootmobiel was rijkelijk gevuld met producten van de markt.
Peter benoemde ze hardop: “Kikker geurkaarsen, duivenvoer, pompoenen, paarse haarverf, een grote zak penen, kippenpoten, gemarineerde aardappelschillen, geitenvet, brandhout en heel veel snoep en zoetigheden, spekjes, suiker, winegums, koek, zuurtjes, zoethout, chocolade en drop”.
Peter hing zowat met zijn lippen aan het raam. Door de opwinding stokte zijn ademhaling op het ritme van Stayin’ Alive van de Bee Gees, ook wel het ritme van Belastingvrij Hakselen van de Mannen van de Aandrijftechniek, een iets minder bekende popgroep uit Peter’s dorp, ook wel bekend van nummers als Emotionele Prullenbak, Bellenblazen in Auschwitz, Aandrang tot Kaften, Vergaderen aan de Operatietafel en Blijf af van mijn Stimuleringsfonds.
Peter zag nog net hoe de achterkant van de scootmobiel van de buurvrouw uit het zicht verdween. Na enkele seconden kwam de buurvrouw weer tevoorschijn met een grote zak spekjes die ze in een spoor richting haar huis op straat strooide. Kinderen uit de buurt kwamen direct op de spekjes af en dansten vol enthousiasme rond de buurvrouw.
“Betrapt!”, schreeuwde Peter het uit. “Ze is Hans en Grietje aan het doen. De heks is haar hele huis aan het volplakken met snoep om de kinderen uit het dorp te lokken, vet te mesten en ze daarna te koken in haar heksenketeltje. Vandaar ook het geitenvet, de grote zak penen en de paarse haarverf. Ze is een heks, ik zeg het je!”.
Door de opwinding stootte Peter zijn verse kop thee van tafel en verbrandde zijn rechterhand.
“Fuck, shit, kutzooi!”, schreeuwde Peter het uit, terwijl hij het kopje in het gezicht van het mannetje gooide. Hierdoor had het mannetje niet alleen een rare neus en een gebroken teen, maar ook nog een rare deuk in zijn voorhoofd zodat, zoals later zou blijken, zelfs de lelijkste hoeren in het jachthavengebied hem niet meer tot dienst wilden zijn al zou hij duizenden euro’s, mirre, goud en wierook bieden.
“Ziet u dat, meneertje? Die vrouw is een heks!”, spuugde Peter in het gezicht van het mannetje die hij aan zijn kraag omhoog hield. Toen hij het mannetje liet vallen om terug naar het raam te benen, viel deze met een plof op de bank. Hierdoor blesseerde hij zijn rug zodat, zoals later zou blijken, het mannetje een bochel zo groot als de bult van een dromedaris zou ontwikkelen en daarmee zwaarlijvige toeristen de heuvels van Santorini op zou sjouwen om in zijn dagelijkse levensbehoefte te kunnen voorzien.
“Maar dat is Cordelia Kijo, een zeer gerespecteerd lid van de scootmobielen stichting!”, zei het mannetje gedecideerd.
Peter draaide zich om en keek met grote, licht uitpuilende ogen in de richting van het mannetje.
“Wat?! Heet die vrouw Cordelia Kijo?! Weet u wel wat Kijo betekent, meneertje? Heks! Heks! Heks! Kijo is de Japanse vertaling van heks, ik zeg het je!”, schreeuwde Peter uit, nu half schuimbekkend.
“Hoe kan een vrouw in een scootmobiel nou op een bezem vliegen? Wat een belachelijke gedachte om een lichamelijk gehandicapte vrouw te vergelijken met een heks”, sputterde het mannetje tegen.
Peter was witheet, pakte het mannetje op en smeet hem letterlijk de deur uit. Het mannetje kwam met zijn gezicht op de stoeptegels terecht waardoor hij naast een rare neus, een gebroken kleine teen, een rare deuk in zijn voorhoofd en een geblesseerde rug ook een geschaafd gezicht had zodat, zoals later zou blijken, hij onherkenbaar was geworden voor zijn familie, collega’s en instanties waardoor hij zijn geliefde baan bij de scootmobielen stichting en de Nederlandse identiteit verloor.
Peter deed de deur achter zich dicht en zette het nummer Blijf af van mijn Stimuleringsfonds van de Mannen van de Aandrijftechniek op om tot rust te komen.
“Laat je toch niet zo gek maken door dat mannetje, Peter. Kees de Leus van ‘Leve het Fascisme’ kan ieder moment op de stoep staan en hij zal geloven dat de buurvrouw een heks is. Kees is een goede communist en goede communisten geloven in heksen”, maande Peter zichzelf tot kalmte.
Hij pakte een grote kaart uit een ladekast en legde die opengevouwen op tafel. “Een Nederland zonder vrouwen op Scootmobielen; visie 2050”, stond er boven de kaart.
De door het mannetje opgewekte woede maakte plaats voor een gevoel van hoopvol enthousiasme dat een glimlach op zijn gezicht deed verschijnen. Hij ging zitten in zijn luie stoel en stak zijn XL-sigaar wederom aan. Blijf af van mijn Stimuleringsfonds maakte plaats voor Vergaderen aan de Operatietafel, een nummer dat Peter deed denken aan optredens van de Mannen van de Aandrijftechniek op de markt op regenachtige donderdagochtenden. Het nummer inspireerde hem om op grote schaal te denken.
“Het is de hoogste tijd dat de wereld mijn visie leert kennen”, besloot Peter. “Ik ga die communist zometeen haarfijn uitleggen hoe een markt zonder vrouwen op scootmobielen beter is voor LHBTI rechten in de rurale gebieden van Tadzjikistan, banencreatie voor vrouwen in Burkina Faso, bestrijding van radicalisering in de Sinaï woestijn, het verminderen van CO2-uitstoot door kinsteun fabrieken in Siberië, innovatie in verf in Papoea-Nieuw-Guinea, de kunstsector, biodiversiteit in Kazachstaanse afkickklinieken, sociale advocatuur in… ”.
Peter werd uit zijn gedachten gerukt door de voordeurbel.
“Daar zal je Kees de Leus van ‘Leve het Fascisme’ hebben”, dacht hij hardop, terwijl hij uit zijn luie stoel opsprong en richting de voordeur snelde. Peter opende opgewekt de deur.
“Meneer Beunsma? Peter Beunsma?”.
“Ja, dat ben ik”, zei Peter.
“Gefeliciteerd! Het rad van fortuin heeft gesproken. Het heeft u uit duizenden uitgekozen voor de schandpaal op de markt! U moet nu direct met ons meekomen, de mensen op de markt wachten op u”.
Vier mannen in doktersjassen betraden de woning. Peter voelde hoe de gespen van een dwangbuis strakker om zijn ledematen werden aangetrokken. Een vertrouwd gevoel. Met Belastingvrij Hakselen van de Mannen van de Aandrijftechniek op de achtergrond werd Peter afgevoerd en in een busje gezet dat met gierende banden de straat uitreed.
Photo by Robert Hoffmann on Unsplash