Het was een regenachtige maandagmiddag en haringkar ‘Haring van Floor’ stond op een afgelegen parkeerplaats nabij een niet noemenswaardige snelweg in de provincie. Deze parkeerplaats werd nooit druk bezocht, behalve door prostituees en hun klanten, meestal verkleed als stroper met pijl en boog. Ook werd er volgens sommigen weleens een fakkel dragende ridder op een paard gespot, maar meer dan dat was het een troosteloze parkeerplaats waar eigenlijk niemand langer dan enkele minuten wilde zijn. Toch stond de haringkar er, dag in dag uit, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. De eigenaar, Gerd, een kale dikke man met een smerig schort was er heilig van overtuigd dat deze parkeerplaats een populaire plek zou worden voor haring happende hippies.
Ik denk terug aan Sjammie. Mijn lievelingscactus, waarmee ik de oceanen bevoer op het kleine metalen schip ‘Stroef en kram, door vuur en vlam’. Deze betreffende boot had ik geleend van Steef Onderwater, een zeer toepasselijke naam voor iemand die verdronken is in zijn eigen badkuip. Ach, Sjammie… Ze had een speciale plek in mijn hart. Hoezo, zult u denken. Wel, ik vond Sjammie na een lang avontuur in de woestijn – geen romantisch avontuur, nee, meer een aaneenschakeling van nachtelijke vechtpartijen, prostituees, wilde autoachtervolgingen, kogelgeknetter en lijken-vinden-in-de-vrieskist-van-je-oma gevoed door schrikbarende hoeveelheden cocaïne en reptielenbloed.