Tag

absurdisme

Browsing

Linda werd wakker van een luide knal. Ze zat recht overeind en klikte het lampje boven het bed aan. Ze zag dat het bed verder leeg was. Het dekbed van Arnold lag verfrommeld bij het voeteneinde. Er klonk nog een luide, blikachtige knal.

“Arnold?”, riep ze in de richting van de openstaande slaapkamerdeur.

Geen antwoord.

Het was een regenachtige maandagmiddag en haringkar ‘Haring van Floor’ stond op een afgelegen parkeerplaats nabij een niet noemenswaardige snelweg in de provincie. Deze parkeerplaats werd nooit druk bezocht, behalve door prostituees en hun klanten, meestal verkleed als stroper met pijl en boog. Ook werd er volgens sommigen weleens een fakkel dragende ridder op een paard gespot, maar meer dan dat was het een troosteloze parkeerplaats waar eigenlijk niemand langer dan enkele minuten wilde zijn. Toch stond de haringkar er, dag in dag uit, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. De eigenaar, Gerd, een kale dikke man met een smerig schort was er heilig van overtuigd dat deze parkeerplaats een populaire plek zou worden voor haring happende hippies.

De deuren van de bus sloegen achter hem dicht. Daar stond hij, aan de voet van Winkelcentrum Het Potje waar de poelier, lederhandel, snoepwinkel, kruidenier en kledingboetiekjes door de jaren heen waren opgeslokt door filialen van de Action, Kruidvat, Zeeman en Aldi. Het miezerde zachtjes op deze grijze Novemberdag, maar aan vrolijkheid ontbrak het hem geenszins. De aanblik van de Kruidvat, Zeeman en Action deed zijn hart sneller kloppen.

“Waar zal ik beginnen?”, vroeg hij zich hardop af.

Hij keek op zijn Hello Kitty horloge en zag dat het vijf voor half negen was. Hij was precies op tijd voor de opening van de Action en de Kruidvat. De Aldi en Zeeman zouden een half uur en een uur later open gaan.

Ringo Flingo heette het spel waar Peter Merekamp verzot op was. Je had Ringo Flingo Rood, Ringo Flingo Blauw en Ringo Flingo Groen. Peter speelde ze alle drie, beweerde grootmeester te zijn in Blauw en ongeslagen te zijn in Groen.

‘Concentreer je, Peter’ mompelde hij bij zichzelf, uitkijkend over de treurige, betonnen buitenwijk. Met veel moeite had hij zijn huurwoning bovenin de hoogste flat van Gillekeswijk bemachtigd, van chantage en omkoping tot prostitutie, moord en zelfs kannibalisme. Eindelijk was zijn droom werkelijkheid geworden en mocht hij zich bewoner noemen van Groenenborch 1, verdieping 23. 

Peter Beunsma – een elitair uitziende man van rond de vijfenzestig- nam nog een flinke hijs van zijn XL-sigaar en staarde diep nadenkend vanuit zijn luie stoel naar het schilderijtje van een kotsend veulen dat boven de open haard hing. Peter mompelde altijd hardop wanneer hij in gedachten verzonken was, tot ergernis van zijn buurvrouw die daardoor niet kon klaarkomen. Je kon de klokken erop gelijk zetten; op het moment dat zijn buurvrouw op het punt stond om klaar te komen, verzonk Peter in diepe, wazige gedachten die hem luidkeels deden mompelen.

Een rij van honderden glimmende glazen cilinders stond langs de gebogen muur van de hal. Ze waren gevuld met Het Melkproduct, de Gift van de Koe, het heilige Uiersap, de Witte Heerlijkheid. In het midden van de reusachtige zaal bungelde een vrouw aan kabels boven een reservoir. Naakt. Ook deze tank bevatte melk; in het midden gorgelde luidruchtig een schuimige draaikolk. 

De bomen ritselen. Apengeschreeuw. Tentakels glibberen rondom de vochtige takken. Dagjesmensen met dikke brillenglazen schuifelen over de voetpaden diep, diep beneden het bladerdak in de koelte. Ze zijn in het park dat ver in het oosten ligt van die grote, grote stad. Bovenin de bomen groeit iets, komt tot leven. Duizenden vogels, elk anders gevederd, springen onrustig van tak naar tak. Hun kleine kraaloogjes pulseren. Ze kramen steeds luidere, pijnlijker, gorgelende klanken uit. Niemand vermoedt iets, maar het is inmiddels onomkeerbaar: de vogels evolueren.

‘Ja, allemaal! Je mag nu een kleurplaat inkleuren van Boeboe de Giraffe. Ben, doe je ook mee?’ Laura de kleuterjuf gaf een kleurplaat aan de vijfjarige Benoît von Birckmund die in stille overpeinzing aan zijn tafeltje zat.

‘Als de vertellingen van priester Soonchis van Saïs aan Solon inderdaad juist waren…’ mijmerde het knulletje. ‘Hoe jong is onze wereld? Het ras der Grieken, die volgens Soonchis slechts als kinderen waren, zich onbewust van de grote daden van hun verre voorouders – een ras veel machtiger, verdwenen uit alle kennis behalve die van het oude Egypte.’ Benoît keek sip door het raam, richting de deprimerende bouwblokken uit de jaren ’80.