“Cassatie! Het betreft cassatie!’ riep Neeltje Vruchtesteijn richting haar baas, een ex-monnik van precies één meter tachtig.
Meneer Berend: een directeur. Hij at roomsoezen aan het bureau dat hij ooit uit een sloot gevist had, met lades en al. Het goedkope pulverhout rotte en gistte aan alle kanten, de wormen en maden kropen triomfantelijk over het blad – leken te dansen bijna, van blijdschap en pure vreugd. Berend’s plaatste vaak zijn schoenen op die tafel, lui als het walgelijke varken was. Hierna stak hij meestal een sigaar op, soms liet hij een wind. Zijn schoenen waren fabrikaten van lederfabriek Ransch Ranzema, welbekend door de alom bekende, traumatische Lederrechtszaak. Honderden advocaten waren overleden tijdens dat notoire proces. Ook de vermeende kinderarbeid in hun fabrieken was berucht, evenals hun smakeloze reclamespotjes die racisme, antisemitisme, seksisme en algemene misantropie wonderlijk door elkaar verwoven tot een spectaculair kunstwerk. “Wij houden van nagels op krijtborden en op ijs bijten met gevoelige kies. Koop onze schoenen, mislukkeling” was hun bekendste slogan, hoogstpersoonlijk bedacht door de directeur, Ransch Ranzema.