Author

Roman Zonderveld

Browsing

Wrok, eeuwige, diepe wrok, is goed voor de ziel.

Het reinigt de gedachtes.  Is het immers niet zo, dat des de dieper de haat, des te geconcentreerder de gedachtes zijn?

Zolang u zich perfect en extreem concentreert op het willen verminken van uw gehate vijand, zijn andere gedachtes overbodig en is uw geest 99% puur. U wordt gelukkig, U baadt in genot. In wrok.

Het grote Hamsterwiel rijdt door de supermarkt en verplettert alles en iedereen. Men schreeuwt, men huilt. De schappen zijn leeg, maar men graait er alsnog in. Met bizarre, ter plekke gevonden wapens vecht men om de laatste, muffe pizza die in een hoekje van een vriesvak lag.

‘Ik wil hem, mijn veertien kinderen smachten naar gesmolten kaas!’ De hamsters verminken elkaar binnen, maar buiten is het erger.

De stad staat in brand. Duizenden mensen rennen in paniek over straat, hun ogen wijd opengesperd, kinderen worden op de stoeptegels vermorzeld. Het Recht van de Sterkste is nu de enige wet. Men ziet wat men nog nooit eerder zag: een reusachtige cycloop van twee meter vijftig, 200 kilo, 100% spiermassa tilt willekeurige mensen op en splijt ze in tweeën. Hij drinkt het bloed, rukt her en der nog wat kinderhoofden af. Mensen vormen een cirkel om hem heen en beseffen dat ze met genoeg zijn. De cycloop wordt uit elkaar getrokken in de woedende menigte. Het vuur in zijn oog dooft, maar de rest van de stad brandt feller dan ooit.

‘Gaan we terugkeren naar Molongi Eiland? Of heb je zin in een ander verhaal?’

De wind gierde langs de hut, kokosnoten aan gevlochten kokoskoorden slingerden. Aan de horizon was de laatste brede streep oranje licht te ontwaren onder een zware lucht. Het water in de baai klotste en dreef zeewier op de witte stranden.

‘Pak de pan, smijt, smijt het in de rondte! Laat het vet spetteren, laat de mensenhuid knetteren!’

Lot was duidelijk in haar element, opnieuw. Haar stem droeg ver over de windstille, verlaten parkeerplaats bij winkelcentrum ‘s Graevenheere te Woerchem.

Haar frituur bruiste zo mogelijk nog triomfantelijker dan Lot zelf.

‘We hebben vandaag MEER VLEES!’ riep ze. Het enige antwoord op dit eenzame statement kwam van een kauw uit de verte. Een modderplas weerspiegelde in stilte de lucht erboven.

Lang heeft hij gezocht, maar de schappen zijn echt leeg. De enige winkel waar hij nog voedsel in de etalage ziet liggen, is de oude dorpsdrogisterij. Was deze niet allang verdwenen? Mark waagt het erop en treedt binnen. Hij schrikt van de bel, een kat ontsnapt langs zijn been. Hij staat opeens in de duisternis, zijn ogen wennen langzaam. Niemand. Of toch? Een oude stem klinkt uit de duisternis.

We leven in een ravage. Wat dit betekent weet ik niet. Maar ik kijk om me heen en ik zie alle tekenen van ravage: mensen die spontaan doodgaan op straat, zwervers die liedjes zingen en in hun handen klappen, oude neogotische gebouwen die op willekeurige plekken verschijnen en weer verdwijnen, mannen in grijze pakken die mysterieus kijken naar “Het Meisje”, bejaarden die Pim Pam Pet spelen met slagroom… Ja, alle tekenen wijzen erop. Complete, totale ravage. Onze maatschappij wordt uit elkaar gespleten, we laten het zomaar gebeuren onder onze dikke rode clownsneus.

We hebben allemaal van die dagen dat we met een tandenstoker het portret van onze vijand willen verminken. Dat we in een ondergrondse kelder tot diep in de nacht willen bouwen aan een mechatronische pop die kinderen bang maakt, terwijl we bedorven melk drinken uit glazen flessen. Het liefste rijden we op dat soort dagen rondjes door de stad, schreeuwend naar onbekende personen, vloekend, huilend, de kleding besmeurd.

Wat willen we op dat soort dagen eigenlijk? Waar verlangt ons insectenbrein naar?