Hij stond aan een van de drukke uitvalswegen van de stad, temidden van natte sneeuw en sneue galerijflats: de Man met de Rozenbroek. Het verkeer stroomde toeterend langs hem, fietsers ploeterden met chagrijnige gezichten tegen wind en weer in.
De Man’s aandacht was echter volledig gevestigd op een vergeelde poster, half losgeraakt van de lantaarnpaal waar deze aan kleefde.
‘Kriegelman’s Brocante Paleis’ las hij hardop voor. Zijn lippen, vingers en linker ooglid trilden. ‘Kriegelman’s fucking Brocante Paleis.’ Een kleine glimlach speelde over zijn gezicht. ‘Brocante.’